Mbo-docenten Ties en Kevin in gesprek met elkaar

Na een jaar op en af offline en online werken, blikken mbo-docenten Kevin Kloosterman (32) en Ties van Elst (60) terug en vooruit. Hoe zien zij dat hybride werken, hoe inspireren zij elkaar als ‘oud en jong’ en hoe is hun relatie na eerst student-docent te zijn geweest?

Vanuit hun technieklokaal op het ROC Mondriaan in Naaldwijk schuiven Kloosterman en Van Elst aan voor het online gesprek. De twee zijn niet ‘gewoon’ collega’s: van 2006 tot 2010 gaf Van Elst les aan Kloosterman. Eigenlijk wilde Kloosterman toen al docent worden, maar daar stak zijn collega een stokje voor. ‘Hij moest eerst het bedrijfsleven leren kennen van mij’, vertelt Van Elst nuchter.

Waarom wilde je dat? Toch fijn, weer een extra docent erbij?

Van Elst: ‘Als docent in de techniek is het belangrijk om eerst de praktijk te leren kennen. Je kunt wel gelijk voor de klas komen te staan, maar dat is in ons vak niet handig. Ik heb zelf ook eerst jaren als gereedschapsconstructeur bij Philips gewerkt. Je moet weten wat er speelt, van elke techniek een beetje weten en willen blijven leren.’

‘De afgelopen jaren is er onder de docenten een groot verloop geweest. Oudere collega’s gingen met pensioen en nieuwe collega’s hielden het niet lang vol. Die misten die brede blik. Vroeger kon je je puur focussen op bijvoorbeeld technisch tekenen, maar dat kan nu niet meer. Sinds een aantal jaar geven we lessen mechatronica. Daarvoor moet je iets weten van elektrotechniek, werktuigbouwkunde en meet- en regeltechniek. Niet iedereen kan of wil dat en dan ontstaat er een lerarentekort.’

Kloosterman: ‘Er kiezen ook gewoon te weinig mensen voor het vak leraar. Er is natuurlijk veel gedoe geweest rondom de werkdruk en we moeten elke scheet van studenten noteren en archiveren. Veel mensen zien er ook vanaf vanwege het salaris. Maar ik denk dat we als mbo-docenten echt niet mogen klagen, hoor.’

Van Elst: ‘Maar goed, toen Kevin een aantal jaar in het bedrijfsleven had gezeten, heb ik hem in 2014 gebeld. We hadden hem nu nodig.’

Wat betekende dat voor jullie relatie? Want ineens ben je collega’s.

Kloosterman: ‘Ik vond hem altijd al een fijne docent. Voor klasgenoten waren Ties’ lessen een verplicht uurtje, maar voor mij niet. Ik kon met al mijn vraagstukken bij hem terecht. Wij hadden altijd al een andere band. Toen ik nog op school zat, ben ik met Ties en een klasgenoot naar de WorldSkills-wedstrijden in Canada gegaan. Jongeren van over de hele wereld gaan daarheen om hun vak uit te oefenen voor een jury. Later ben ik nog eens als bezoeker meegegaan naar WorldSkills Londen. Sinds 2014 bekleed ik de rol van bondscoach voor Mechatronica. We stoppen altijd flink wat avonduren in deze wedstrijden, Ties ook. Dan leer je elkaar wel goed kennen.’

Van Elst: ‘Ik vind het hartstikke leuk om samen te werken, we delen een gezamenlijk vak. Als we een aantal uur project moeten draaien, dan zorgen we er ook voor dat onze klassen die samen volgen. Zo kun je elkaar steunen.’

Kloosterman: ‘Het voelt heel natuurlijk om collega’s te zijn, we zijn altijd vriendschappelijk met elkaar blijven omgaan. Alleen toen ik in het bedrijfsleven zat, hadden we wat minder contact.’

Van Elst: ‘Ik kon toen wel vaak bij Kevin terecht wat betreft programmeren, dat had ik nooit eerder geleerd. Op meerdere vlakken hebben we dezelfde interesses of vullen we elkaar aan. Heel fijn om zo iemand te hebben.’

Kloosterman: ‘Ties heeft mij tijdens de lerarenopleiding geholpen met wiskunde en didactiek. Ik vind het mooi om te zien hoe hij voor de klas staat. Leerlingen mogen hem bij zijn voornaam noemen, maar zeggen die altijd met respect. Zo knap.’

Van Elst: ‘Hoewel Kevin me soms nog per ongeluk “meneer Van Elst” noemt, haha. We blijven elkaar stimuleren, ook als collega’s. In de techniek gaan de veranderingen zo hard. Je moet wel bijblijven.’

Net als het onderwijs. Hoe heb je het vak van docent zien veranderen de afgelopen jaren?

Van Elst: ‘Het is de afgelopen tien jaar enorm veranderd. Vroeger had je je eigen vak en kon je daar helemaal op focussen. Je kon dan gewoon je eigen ding doen. We hebben nu geen schoolboeken meer – die maak je zelf - en overleggen met docenten uit heel Nederland over de lesstof. Niemand weet wat leerlingen écht moeten leren. Elk bedrijf wil wat anders. Vroeger leerde je één onderdeel van een proces, nu knopen we al die componenten aan elkaar tot een volledige opleiding. Je moet allround zijn. Kevin is dat, hij heeft een brede kennis door het bedrijfsleven.’

En hoe hebben jullie de pandemie op school beleefd?

Kloosterman: ‘Als een drama. Online onderwijs werkt niet voor de praktijkvakken, leerlingen konden niet fysiek komen sleutelen. Gelukkig mochten wij al gauw weer open.’

Van Elst: ‘Daardoor hebben wij er relatief weinig last van gehad. Ik heb me ook nooit onveilig gevoeld op school toen de besmettingen zo hoog opliepen.’

Kloosterman: ‘Groepjes werden gehalveerd, er werden mondkapjes gedragen en er werd anderhalve meter afstand gehouden. We hebben gelukkig geen grote corona-uitbraken op school gehad. Theorievakken vonden wel via Teams plaats. Voor de teruggetrokken leerlingen was dat prettig, die werken liever alleen. Maar sommigen verdwenen van de radar. Dan was je bezig met de afronding van een vak en dan zag je dat ze niks hadden uitgevoerd.’

Van Elst: ‘Havo-leerlingen zijn wel gedisciplineerd, maar mensen die van het vmbo komen, moet je meer aan de hand nemen. Daar ging het soms fout. Met zorgleerlingen werd het ook zorgelijker. Die misten die aai over de bol.’

Zien jullie jezelf nog lang voor de klas staan?

Kloosterman: ‘Nou Ties hoeft niet lang meer, dus die zal het wel volmaken. Ik zit voor de komende vijf jaar ook nog wel goed bij het Mondriaan. Maar ik weet niet of ik dit fulltime wil blijven doen, misschien dat ik later het bedrijfsleven ga combineren met lesgeven. De vernieuwing binnen de techniek gaat zo hard, je krijgt daar op school net wat minder van mee. Gelukkig zie ik veel tijdens stagebezoeken. Maar ik ga niet zomaar weg hoor. Ik heb het nog reuze naar mijn zin.’

Van Elst: ‘Ik zie mezelf nog tot mijn pensioen lesgeven. En misschien nog wel daarna ook. Een oud-collega heeft tot zijn 74e lesgegeven, dat deed hij dan één keer in de week. Dat lijkt mij ook wel wat. Ik ben nu eenmaal op mijn best voor de klas, met de leerlingen.’