Veel onduidelijkheden in nieuw regeerakkoord ondanks structurele investeringen

Rutte IV gaat na vele jaren weer structureel investeren in delen van het onderwijs. Wij zijn blij met dat voornemen, maar wijzen beoogd ministers Wiersma en Dijkgraaf erop dat in het regeerakkoord nog veel (financiële) onduidelijkheden staan.

Loonkloof primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Een van de onduidelijkheden in het regeerakkoord gaat over hoe het aankomende kabinet de loonkloof tussen het primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO) wil dichten. Er wordt gesproken over een investering van jaarlijks 800 miljoen euro in onderwijzend personeel en schoolleiders. Komt dat bedrag bovenop de al toegezegde 500 miljoen? Wij gaan daar wel vanuit. Maar, als hiervan ook de overgang van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) naar het voortgezet onderwijs moet worden bekostigd, net als het leidinggevend en onderwijsondersteunend personeel, dan is de pot al leeg voordat we aan verbeteringen begonnen zijn. Daarbij is het belangrijk dat de salarisontwikkeling binnen het VO ook op langere termijn een doorgaande lijn kent. Zodat het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs gelijk oplopen om een nieuwe kloof te voorkomen.

Als de regering het écht belangrijk vindt dat het funderend onderwijs een aantrekkelijke sector is om in te werken, dan zijn we er nog niet met deze voornemens. Als het gaat om het dichten van de loonkloof, is het nodig om beide sectoren een aantrekkelijk perspectief te bieden. Voorzitter CNV Onderwijs, Daniëlle Woestenberg: ‘We moeten niet vergeten dat we een achterstand bij PO wegwerken. Maar het VO mag niet vergeten worden. We moeten de lijn naar boven weer te pakken zien te krijgen en werken in het onderwijs over de héle linie zo aantrekkelijk mogelijk maken.’

Afschaffing leenstelsel mbo en hoger onderwijs

In het hoger onderwijs wordt flink geïnvesteerd. Dat is overigens niet de structurele 1 miljard euro per jaar waar de universiteiten op hadden gehoopt. De voorgenomen investering biedt zicht op een betere balans tussen onderzoek en onderwijs. De afschaffing van het leenstelsel is positief, maar de vraag rijst hoe dit wordt gefinancierd. Vanwege de invoering van het leenstelsel in 2015 is er immers geld beschikbaar gekomen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, vastgelegd in een akkoord met kwaliteitsafspraken. Wat betekent het terugbrengen van de studiefinanciering bijvoorbeeld voor kwaliteitsafspraken als dit akkoord in 2024 afloopt?

Minder flexcontracten en meer vaste aanstellingen

Het kabinet wil meer ruimte geven voor het kunnen bieden van vaste contracten. Dit is goed nieuws voor onderwijspersoneel dat nu een flexcontract heeft. Het maakt het werken in de sector aantrekkelijker en draagt bij aan een betere bestaanszekerheid, zeker voor de startende professionals. Voor het hoger onderwijs dringt zich echter de vraag op hoe de verschillende bedragen in het coalitieakkoord verdeeld gaan worden. Door wie en onder welke voorwaarden?

Carrièreperspectief onderwijspersoneel mbo

We hadden graag in het akkoord gezien dat er ook voor het mbo aandacht en financiële ruimte was voor het carrièreperspectief van het personeel. Vooralsnog lijkt hiervoor geen extra gelden te zijn gereserveerd. Dat baart ons enige zorgen, want dat geld is hard nodig om goed beroepsonderwijs en een verbetering van het carrièreperspectief voor docenten te kunnen bieden. De ROC's hebben een cruciale rol in het voorzien van goed opgeleid personeel. Vooral als het gaat om het tekort aan technisch en praktisch opgeleide werknemers. Een positiefpunt in het akkoord is dat erop wordt ingezet dat elke mbo-student een stageplek en een passende vergoeding krijgt. En, dat stagediscriminatie wordt uitgebannen.

Verlagen van de werkdruk in het onderwijs

Duurzaam werken in het onderwijs vraagt dat er ook nagedacht wordt over realistische werkdruk: qua uren, differentiatie én aantallen leerlingen. In het regeerakkoord krijgt het verlagen van de werkdruk in het onderwijs nu wel aandacht. Het regeerakkoord noemt (eindelijk) expliciet als voorbeeld dat scholen met de geboden ruimte de klassen bijvoorbeeld kunnen verkleinen of meer docenten of begeleiders in de klas kunnen inzetten. Echter: klassen verkleinen vraagt meer klassen en meer personeel in de klas vraagt om extra personeel dat er nu al niet is. Wij vragen ons dan ook af hoe het kabinet dit wil realiseren en op welke termijn. Het rapport van SCP-directeur Kim Putters onderstreepte die urgentie deze week. Daarbij vragen wij om vóór de verwachte coronagolf in januari én vóór de volgende schooljaren voor het onderwijs een noodplan te maken.

Kansengelijkheid in het onderwijs

Onderwijs heeft een sleutelrol bij het verkleinen van de kloof tussen sociaaleconomische klassen. Het kabinet toont met het regeerakkoord aan ambitie te hebben voor het werken aan gelijke kansen in het onderwijs. Het is goed dat er bij de Rijksoverheid oog is voor dit nijpende probleem. Zo is de inzet op versterking van de kwaliteit van lerarenopleidingen met aandacht voor onder meer digitale vaardigheden en passend onderwijs een belangrijke voorwaarde om dit te laten slagen. Maar, daarmee zijn we er zeker nog niet. We hebben het bedrijfsleven nodig om bijvoorbeeld vraagstukken rondom stagediscriminatie aan te pakken en de gemeenten als het gaat om jeugdzorg en de rijke schooldag. Wij gaan graag in gesprek over de vraag hoe hier in het land zo goed mogelijk vorm aan kan worden gegeven.