’Probleemfocus maakt het werk veel intensiever’

Boost je werk-idee voor de jeugdzorg

Leon Franssen werkt nu 12 jaar als jeugdzorgmedewerker bij het Limburgse Rubicon Jeugdzorg met ouders en kinderen van (kandidaat)pleeggezinnen. In oktober start hij met ouderschapsreorganisatie, en werkt hij met gescheiden ouders en kinderen die door de scheiding in de knel zijn gekomen.

1. Leon, welk idee heb jij ingestuurd en waarom?

‘In de jeugdzorg focussen we voornamelijk op wat er allemaal misgaat. Daar gaan we mee aan de slag. Maar we zijn hierin blijven hangen. We hebben minder oog voor wat er wel goed gaat. Een oplossingsgerichte benadering, doorontwikkeld naar positieve psychologie, dáárvoor wil ik dat in de jeugdzorg meer oog komt. Zodat we kijken waar we naartoe willen werken in plaats van te focussen op waar we vanaf willen. Waarom? Vaak maken negatieve ervaringen meer indruk op je dan positieve ervaringen omdat ze beter blijven hangen, waardoor je dit onbewust voor jezelf uitvergroot. Je blijft steken in de probleemfocus, en dat maakt het werk veel intensiever. Terwijl je veerkrachtig in je baan wilt komen te staan en meer werkplezier wilt hebben. Daarbij helpt het om eerst in een positieve flow komen, waarvan je energie krijgt. Met de toolkit kun je doelen behalen op een manier waarvan je zelf ook energie krijgt. Dat klinkt zweverig, maar de gedachtegang is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.’

2. Zitten jouw collega’s bij jeugdzorg te wachten op de uitwerking van dit idee?

‘De meeste collega’s binnen jeugdzorg zijn opgeleid in de jaren dat dit gedachtegoed minder bekend was. Het is dus onvoldoende bekend. Daarom wil ik er met Boost je werk ook meer aandacht voor creëren. Nu vinden collega’s het nog zweverig. Maar ik heb er wel vertrouwen in dat ze door deze nieuwe manier van werken (weer) meer plezier krijgen in hun werk.’

3. Waarom ben je zo blij dat je hulp krijgt bij het uitwerken van dit idee?

‘Het is een los idee dat al langer in mijn hoofd zit. Ik ben vooral blij dat ik door het project vragen krijg, die me helpen om het – samen – concreter en praktischer te maken. Zodat het kan worden vertaald naar de werkvloer.’

4. In welke fase zit jouw plan nu?

‘Mijn plan zit nu in de oriënterende fase. Bij de eerste werksessie hebben we het idee en wat er nodig is om dit te verwezenlijken, in grote lijnen op papier gezet. Vanuit daar gaan we vervolgstappen zetten. De eerste vervolgstap? Het idee binnen Rubicon – met zo’n 130 jeugdzorgmedewerkers – aan de man en vrouw brengen.’

5. Hoe hoop je dat jouw plan dingen kan veranderen binnen Rubicon en wellicht ook binnen andere jeugdzorgorganisaties?

‘Nu is er veel verloop binnen de jeugdzorg. Veel mensen haken na een bepaalde periode af. Vooral jonge collega’s, die net van de opleiding komen en in het diepe worden gegooid. Na één, twee of drie jaar verlaten ze na een ziekteperiode gedesillusioneerd de sector. Heel spijtig. Ze vinden niet het werkplezier waarop ze gehoopt hadden. En de inhoud van het werk blijkt heel intensief te zijn. Dit komt mede doordat ze alleen maar met problemen worden geconfronteerd. Die nemen ze mee naar huis en daarvan liggen ze ’s nachts wakker. Dat is niet bevorderlijk voor hun gezondheid en voor de ontwikkeling binnen de sector. Door nu óók eens te gaan focussen op wat goed gaat en naar een oplossing toe te werken, vergroot je het werkplezier en de veerkracht. En dát is de kern van mijn plan! De jongere collega’s, maar zeker ook de meer ervaren collega’s kunnen juist een boost krijgen door een verbreding van hun perspectief.’

Foto: Jan Paul Kuit