Schoonmakers, de vaak vergeten collega’s

Ze schrobben, soppen en stofzuigen zich dagelijks een slag in de rondte om de toiletten en alle afdelingen steeds weer fris te krijgen. Meestal op tijden dat er niemand aanwezig is op kantoor. Wie zijn deze vaak onzichtbare toppers? Drie schoonmakers vertellen over hun werk.

Ik stond ingeschreven bij een uitzendbureau en maakte kantoren schoon. Toen kwam de vraag of ik bij de brandweer wilde werken. Dat leek me wel wat. Het is een plek waar je normaal nooit komt’, zegt Miranda Andriessen (39, foto hierboven). De eerste keer dat ze er binnen was, was ze onder de indruk hoe groot deze kazerne van de Brandweer Groningen in de provinciehoofdstad is. ‘Denk aan slaapunits, een zwembad met een grote tegelvloer, sportzalen en douche- en toiletblokken. Maar ook kantoorruimtes, leslokalen, een vergaderzaal, woonkamer en kantine’, zo somt ze op. ‘Dat maken wij allemaal schoon. We doen het met z’n tweeën en hebben ieder onze eigen taken. Dat werkt wel zo prettig, je bent dan zelf verantwoordelijk voor jouw deel en het geeft overzicht.’

Hard alarm

Andriessen begint ’s ochtends om zes uur, zodat een deel van het werk gedaan is voordat iedereen binnenkomt. ‘Maar soms lukt het toch niet om de drukte voor te zijn. Als er een uitruk is of als een ploeg net terugkomt van een calamiteit, kan het ineens hectisch zijn. In het begin schrok ik daar wel van. Ik herinner me dat ik aan het stofzuigen was in de buurt van de glijpaal. Ineens ging er een hard alarm af en kwamen in vliegende vaart allemaal brandweermensen via die paal naar beneden. Heel apart om mee te maken!’ Inmiddels is ze eraan gewend, ‘al slaat m’n hart nog weleens een slag over als er plotseling iemand naast me staat. Die brandweermensen zijn zo snel, dat ze beneden zijn voor je het doorhebt. Ik let ook altijd op waar ik mijn schoonmaakkar neerzet, zodat die niet in de weg staat als het alarm ineens afgaat.’

‘Al is er vaak weinig tijd, het is fijn af en toe even een praatje te maken of een kop koffie met elkaar te drinken’

Miranda Andriessen, schoonmaker Brandweer Groningen, Groningen

Vroeg opstaan

Zo’n zes jaar werkt Andriessen nu bij de kazerne. ‘Ik ben niet in dienst bij de brandweer, maar nog altijd bij een extern bedrijf waaraan de schoonmaak is uitbesteed.’ Het mooie na zo’n tijd is dat iedereen haar kent en omgekeerd, zegt ze. ‘Dat geeft een band. Al is er vaak weinig tijd, het is fijn af en toe even een praatje te maken of een kop koffie met elkaar te drinken. Juist die sociale contacten zorgen voor het plezier in mijn werk.’ Ze voelt zich ook ‘zeker’ gewaardeerd. ‘Zoals jij schoonmaakt, is er maar één, krijg ik wel te horen. Ik houd ervan mijn werk grondig te doen. Ook al staat iets niet in m’n rooster: als ik vind dat het nodig is, pak ik ‘t toch mee. Ik ga anders niet met een fijn gevoel weg.’ Het enige nadeel van haar werk is het vroege opstaan. ‘Om 5 uur ’s ochtends gaat mijn wekker al. Vooral in de winter is dat pittig. Vaak doe ik ’s middags even een powernapje van een kwartiertje tot twintig minuten, dan kan ik er weer tegenaan.’

Zeldzaam

Toen ik op mijn eerste werkdag binnenkwam bij het gemaal in Groot Ammers, wist ik meteen: dit is een match’, vertelt Mary van Weenen (63), schoonmaker bij het Waterschap Rivierenland. ‘De buitendienst van het waterschap is vooral een mannenwereld, dat past bij mij. Lekker direct, met af en toe een geintje. Daar houd ik van.’ Ze begon er zo’n zes jaar geleden. ‘Ik heb lang in de catering gewerkt, dat was vaak ‘s avonds en in het weekend. Daar wilde ik vanaf. Deze baan is overdags, wat zeldzaam is met schoonmaakwerk. Toen ik de advertentie in de krant zag, heb ik dan ook meteen gesolliciteerd.’ Van Weenen sopt elke maandag de toiletten, kantoren, kantine en een werkplaats op de locatie in Groot Ammers. ‘Daarnaast werk ik ook twee keer per week op het gemaal in Schelluinen en soms in Kinderdijk. Het pand dat ik daar doe, het Waardhuis, is niet meer in gebruik. Dus dat is een kwestie van alleen bijhouden: de spinnenraggen weghalen, toiletten opfrissen en af en toe de stofzuiger erdoorheen halen. Dat soort dingen.’

Mary van Weenen, foto: Arie Kievit. Foto bovenaan het artikel: Marcel J. de Jong

Vieze vloer

Het bijzondere aan de locaties waar ze werkt, is dat ze zich middenin het buitengebied bevinden. Op de plekken waar de medewerkers van het waterschap letterlijk met hun voeten in de klei staan, zegt ze. ‘Zij lopen continu in en uit met hun laarzen.‘ Dat betekent ook dat Van Weenen soms maar kort plezier heeft van haar werk. ‘Dan heb ik net gedweild en gaan ze er alweer overheen. In het begin kon ik daar moeilijk mee omgaan. Als ik zag dat de vloer weer vies was, ging ik ‘m gelijk opnieuw doen. Soms zelfs meerdere keren achter elkaar. Totdat een leidinggevende me zei dat het zinloos was wat ik deed. Eén keer is genoeg, zei hij. Maar voor mijn gevoel had ik mijn werk dan niet goed gedaan en liet ik het onafgemaakt achter.’

‘Als ze de vloer hebben onder gebanjerd met klei of modder, spreek ik ze erop aan’

Mary van Weenen, schoonmaker Waterschap Rivierenland

Modder en klei

Iedereen die binnenkomt in de gemalen moet verplicht de schoenen uit. ‘Maar sommigen vergeten dat. Als ik zie dat de vloer is onder gebanjerd met klei of modder, spreek ik mensen erop aan. Ze kennen me, dus dat kan ook gewoon en gaat er heel gemoedelijk aan toe. Ook als iemand zijn bureau vergeet leeg te ruimen, iets wat eigenlijk moet vanwege het clean desk-beleid dat er is, vraag ik het soms. Wij mogen namelijk geen spullen verplaatsen op de bureaus en ik wil mijn werk graag goed doen en het schoon achterlaten.’ Welke functietitel ze het liefst gebruikt voor haar werk? ‘Ik zeg altijd schoonmaker. Een keer kwam er iemand binnen en die sprak me aan met “poetsvrouw’’. Die heb ik gelijk van repliek gediend: nee, ik ben interieurverzorgster heb ik geantwoord.’ Afgezien daarvan ervaart Van Weenen veel waardering voor haar werk. ‘Ik krijg regelmatig complimenten van de collega’s. Omdat ik alweer zoveel jaren meedraai, is er een band ontstaan met hen. Dat is fijn. Ik ga dan ook altijd met plezier naar mijn werk.’

Bewerkelijk

Anja Melse (60) maakt schoon in De Abdij, het historische onderkomen van de provincie Zeeland. ‘Het is een heel bijzonder en groot gebouw met veel trappen, gewelven en monumentale hoekjes. Prachtig allemaal, maar wel bewerkelijk en intensief’, vertelt ze. In de 2,5 uur per dag die Melse er is, loopt ze heel wat af. ‘De ruimtes die ik onderhoud, bevinden zich van de begane grond tot de vijfde verdieping. Er zijn wel liften in het pand, maar die gebruik ik meestal niet en ze komen ook niet overal. Ik maak bijvoorbeeld de traptoren schoon. Die is alleen te bereiken via een stenen draaitrap, die ik ook dagelijks boen.’

Anja Melse, foto: Boaz Timmermans/Fos Fotografie

Veel trappen

Het is bijna niet uit te leggen hoe het monumentale gebouw in elkaar steekt, zegt ze. ‘Ik start meestal op de begane grond. Daar maak ik een hal schoon, kantoren en toiletten. Dan ga ik met een trap naar de vijfde etage waar ik een vergaderruimte doe, met aansluitend een kantoor, een halletje en nog een kantoor. Van daaruit ga ik binnendoor met een trap naar weer een andere verdieping en zo door.’ Lachend: ‘Het is echt een soort van doolhof.‘ Al die ruimtes moeten ook gestofzuigd worden. ‘We werken vaak met een Dyson, dan hoeven we niet zo te slepen de hele tijd.’ Bijzonder is het wel om in zo’n historisch pand te werken, middenin in centrum van Middelburg, meent Melse. ‘Ik maak schoon in het oude gedeelte, met veel glas en lood, oude elementen en allerlei charmante plekjes. Vooral de ruimtes waar je uitkijkt op het Abdijplein met de prachtige bomen, de Lange Jan en de kerk vind ik mooi. Het voelt altijd heel vredig om daar te zijn.’

‘Het is een heel mooi pand met veel charme, maar wel heel bewerkelijk en intensief. ’

Anja Melse, schoonmaker provinciehuis Zeeland, Middelburg

Collega’s

Melse werkt nu zo’n 16 jaar bij de provincie, waarvan de laatste acht in het Abijdhuis. ‘De arbeidsvoorwaarden zijn goed bij de overheid. Dat was voor mij destijds een belangrijke reden om te solliciteren. Je hebt er ook meer zekerheid. Bij een extern schoonmaakbedrijf waar ik daarvoor werkte, is dat minder voor mijn gevoel.’ Ze heeft goed contact met haar collega’s. ‘Ons team bestaat uit 22 mensen. We hebben een ochtendploeg die van zes tot half 9 werkt en een avondploeg, waar ikzelf in zit. Wij zijn er van 5 tot half 8. Voordat we aan het werk gaan, komen we meestal eerst even bij elkaar voor een praatje. Daarna zwermt iedereen uit om aan de slag te gaan. We spreken elkaar dan nauwelijks. Aan het einde van de dienst wachten we altijd op elkaar en gaan we tegelijk weg.’ Dat sociale aspect is fijn, vindt ze. ‘Het geeft een meerwaarde aan het werk en een gevoel van verbondenheid.’