Terugkeer naar werk in het onderwijs na verlies dierbare: te vaak alles of niets

Iets meer dan de helft (52%) van het onderwijspersoneel is binnen een week na het verlies van een naaste al weer aan het werk. Vier op de vijf (80%) is binnen twee weken terug op school of instelling. Dat blijkt uit een onderzoek uitgevoerd door DUO Onderzoek, in opdracht van CNV Onderwijs. Deze percentages liggen lager dan die in breder onderzoek dat CNV in 2019 deed. CNV Onderwijs voorzitter Daniëlle Woestenberg: “Onderwijs gaat door, biedt weinig flexibiliteit en de werkdruk is hoog. Mensen in de rouw lopen te vaak vast op de volledige toewijding die het onderwijs van hen vraagt. Ook het ontbreken van vervanging door de arbeidsmarkttekorten vergroot de druk om te snel weer aan de slag te gaan. Meer ruimte voor rouwende werknemers kan latere langdurige uitval voorkomen.”

Alles of niets

Woestenberg: “Dat de terugkeer naar werk in het onderwijs lastiger is dan elders lijkt vooral te maken te hebben met de aard van het werk, verantwoordelijkheid voor leerlingen en het gebrek aan eigen regelruimte en flexibiliteit. Het is in het onderwijs te vaak alles of niets. We zien dat veel mensen na de cao verlofdagen nog niet in staat zijn om het werk in volle omvang weer aan te kunnen. Dat is van invloed op de kwaliteit van het werk en leidt sneller tot latere en langere uitval. Dat maakt het niet alleen een probleem van de werknemer, maar ook van de werkgever. Niet voor niets willen 9 op de 10 dat rouwverlof in het onderwijs beter wordt geregeld.” CNV werkt aan een speciale onderwijsaanvulling op haar in 2020 opgestelde handreiking “Hoe werkt rouw”.

Tijdelijk andere taken

Zo'n 3000 onderwijsmedewerkers, uit alle onderwijsgeledingen, vulden de vragenlijst in. 34% vindt dat hij of zij te snel na het verlies weer aan het werk is gegaan. Het verlies heeft in de ogen van de respondenten ook gevolgen voor de kwaliteit van hun werk: 42% denkt dat de kwaliteit van het werk onder het verlies te lijden heeft. Dat raakt ook de leerlingen, waar veel respondenten zich dan ook in open antwoorden zorgen over maken. Woestenberg: “In het onderwijs wordt te weinig gedacht aan de voordelen van tijdelijke aanpassingen van taken of werktijden. Ook werknemers staan daar zelf weinig bij stil. Maar wat meer lucht in de periode van rauwe rouw kan later langdurige uitval helpen voorkomen en is daardoor ook in het belang van de werkgever.”

Rol leidinggevende / directeur

Rouwenden kunnen lang niet altijd op begrip van hun leidinggevende rekenen. De verschillen tussen de sectoren zijn daarin groot. Zowel in het primaire onderwijs als in het hoger onderwijs geeft driekwart aan dat de leidinggevende min of meer begripvol heeft gereageerd. In het speciaal onderwijs ontbreekt begrip en medeleven bedroevend vaak: 22 % ervaart de rol van de directeur als negatief of zeer negatief. Ronduit schokkend is dat 1 op de 5 medewerkers die een ouder of een kind verliest geen tot helemaal geen begrip van de directeur ervaart. De rol van de collega’s wordt in het algemeen wel als positief ervaren.

Latere uitval

Eén op de tien medewerkers in het onderwijs valt als gevolg van het verlies later alsnog langdurig uit. Het hbo is een treurige uitschieter: daar valt één op de vijf alsnog om. De duur van de latere uitval is daar in een derde van de gevallen zelfs langer dan zes maanden.