‘Juf, ben ik gehandicapt?’

Boost je werk-idee voor het primair onderwijs

Tineke Barsingerhorn werkt al 23 jaar in het speciaal onderwijs en een aantal jaar in het regulier onderwijs. Het afgelopen halfjaar was ze leerkracht van een grote kleuterklas – met 29 kinderen – op een reguliere basisschool én draait ze een groep op een SBO-school.

1. Tineke, welk idee heb jij ingestuurd en waarom?

‘Ik wil alle kinderen in Nederland een stem geven. Kinderen in het speciaal onderwijs hebben vaak het gevoel dat ze niet goed genoeg zijn en er niet bij horen. Dit zeggen ze niet letterlijk, maar ik zie en hoor het tussen de zinnen door, die ze wel zeggen. Zoals: “Ik heb hier geen vriendjes.” Of: “Ik kan niet met vriendinnetjes afspreken, want die school daar is eerder uit.” Kinderen die niet goed kunnen leren worden uit een reguliere groep gehaald, waar ze hun vriendjes en vriendinnetjes achterlaten. Vaak zien ouders dat hun kind weer gaat stralen, doordat de druk van het reguliere onderwijs eraf is. Ze zijn dan ook blij dat hun kind naar het SBO is gegaan. En kinderen accepteren wat voor hun wordt beslist en passen zich aan. Maar als een kind naar me toekomt met de vraag: “Juf, ben ik gehandicapt? Andere kinderen zeggen dat ik naar een gehandicaptenschool ga.” Dan raakt mij dat. Vaak denk ik: Waren klassen in het reguliere onderwijs maar kleiner. Zodat het onderwijs inclusief is, alle kinderen gehoord worden én van ieder kind de talenten worden gezien.’

Ieder kind een dagboek

‘Mijn ideeën waarmee we ieder kind in Nederland een stem kunnen geven en zich gehoord en gezien kunnen laten voelen? Kindgesprekken verplichten. Breed in Nederland onderzoeken wat kinderen zelf vinden door ze te vragen hoe hun droomschool eruit zou zien. En het belangrijkst: ieder kind een dagboek laten maken. In dit persoonlijke boekje krijgen ze de ruimte om hun gevoelens weer te geven. Het lijkt mij geweldig om dit samen met kinderen, ouders en leerkrachten vorm te geven. En het is aan het kind wat hij of zij deelt.’

2. Zitten jouw collega’s hierop te wachten?

‘Collega’s die ik heb gesproken, vinden het heel mooi. Maar ze vragen zich nog wel af hoe we het gaan doen. Het is natuurlijk een grote wens, die ik heb. Daar kwam ik bij de eerste werksessie met CNV al achter. De vraag is ook hoe je in het reguliere onderwijs, met klassen van soms wel 31 leerlingen, ervoor kunt zorgen dat je alle kinderen goed ziet en hoort.’

3. Waarom ben je zo blij dat je hulp krijgt bij het uitwerken?

‘Nou, ik loop al heel lang met dit idee in mijn hoofd. Nu kan het echt vormgegeven gaan worden. Ik kan groter gaan denken, omdat ik hulp en coaching krijg. Stap voor stap ga ik het in de praktijk uitrollen. CNV geeft mooi richting en duidelijke sturing bij de uitwerking en realisatie.’

4. In welke fase zit jouw plan nu?

‘Het plan zit nu nog in de beginfase. Tijdens de eerste werksessie hebben we mijn grote wens concreter gemaakt door samen na te denken over hoe het vormgegeven kan worden. Met name toegespitst op het dagboekidee. De volgende stap is dat ik mijn collega’s en leidinggevende verder ga informeren. Want het doel is natuurlijk wel om het écht te gaan doen; om ervoor te zorgen dat alle kinderen zich gehoord voelen. En dat ze zich niet meer anders hoeven te voelen.’

5. Hoe hoop je dat jouw plan dingen kan veranderen op jouw school en op andere scholen?

‘Het zou zo mooi zijn als deze ideeën niet onderin de la belanden. En dat ze dan over tien jaar echt effect hebben op het onderwijs en hoe kinderen zich voelen. Ik hoop de creativiteit van ieder kind geactiveerd wordt. wordt. En dat ons geweldige beroep nog veel leuker wordt met mijn dagboekidee. Die kindgesprekken zie ik het liefst landelijk verplicht gesteld worden. Daarover zou ik graag eens met de minister in gesprek willen gaan.’

Foto: Sophie Terluin