‘Laten we focussen op talenten in plaats van op achterstanden’

SKOPOS-bestuurder Annemieke Pepping

Ze zat op het speciaal onderwijs, en zou kok worden. Ze bracht het tot de universiteit en werd uiteindelijk bestuurder van SKOPOS in Schijndel met zeven basisscholen. De levensloop van Annemieke Pepping is een opmerkelijke. Wat haar visie is op kansenongelijkheid? ‘Ik wil daar graag iets over zeggen, maar dat zal wel een afwijkend geluid zijn’, waarschuwt ze van tevoren.

Pepping (42) kan het zich nog duidelijk herinneren: dat ze tot de minder presterende kinderen in de klas behoorde op de basisschool. Wie prima kan leren, staat daar misschien niet zo bij stil, zegt ze. ‘Maar als je niet goed mee kunt komen, ben je je daar echt wel van bewust. Ik herinner nog het moment dat m’n moeder vertelde dat ik naar de lom-school moest (het tegenwoordige speciaal basisonderwijs). Gelukkig hoefde ik niet met een busje, maar het voelde evengoed naar; weg bij m’n vriendjes en vriendinnetjes in de buurt.’ Ze was een kind dat totaal níet van leren hield op de manier zoals dat van haar verwacht werd. ‘Ik was heel beweeglijk en speelde liever buiten. School kon me echt gestolen worden. Alleen gymmen en toneel vond ik super.’

Gymlerares

Na de lom-school ging ze door naar het lager beroepsonderwijs, om een opleiding in de horeca te doen: kok en serveren. ‘Een prachtige schooltijd en dito beroep, maar ik wilde uiteindelijk graag gymlerares worden,’ aldus Pepping. ‘Daarvoor moest ik naar het middelbaar beroepsonderwijs (CIOS). Ik kreeg ineens een doel om te leren, want ik moest op mavoniveau slagen.’ Het lukte haar. Daarna volgde ook nog het hbo (Sportacademie Zwolle) en de universiteiten van Amsterdam en Utrecht. Met een schaterlach: ‘Ik heb het allemaal een beetje bij elkaar gerommeld, zeg ik altijd. En op elke opleiding heb ik lessen voor het leven geleerd.’

Jeugdgevangenis

Dat het onderwijs de wereld was waarin ze zich thuis voelde, werd bevestigd op het CIOS, zegt ze. ‘Ik zag toen dat je als leerkracht écht het verschil kunt maken voor een kind.’ Toch bleek het vak van gymleraar niet haar eindpunt. ‘Ik ben het meest op mijn plek in een leidinggevende rol, ontdekte ik.’ Zo zette Pepping al jong een crisisopvang voor kinderen op, werkte ze in de jeugdgevangenis en was ze directeur van een regionaal opleidingscentrum in de Bijlmer. Totdat de van oorsprong Schiedamse een jaar geleden aantrad als directeur-bestuurder van onderwijsstichting SKOPOS in Schijndel, met zeven basisscholen onder haar hoede. Sindsdien kwam ze al een paar keer in het nieuws vanwege de out-of-the-box-aanpak op de Schijndelse scholen tijdens de coronacrisis. Zoals meegaan in het initiatief van leerkrachten van basisschool ’t Talent om tóch les te blijven geven tijdens de eerste lockdown, maar dan in klasjes van slechts drie leerlingen, die steeds rouleerden. Een ander project was de inzet van studenten in het thuisonderwijs, om zo ouders te ontlasten.

Annemieke Pepping: ‘We moeten kinderen op school hun talenten en kwaliteiten leren ontdekken en ontwikkelen.’ (foto: Verbeeld/Erik van der Burgt)

Een rebel

Die eigengereide daadkracht is wat Pepping typeert. ‘Ik ben een rebel’, zegt ze. ‘Maar niet om het rebelse. Ik wil doen wat nodig is, wat goed is voor het kind. Dat vraagt soms lef en de grenzen durven opzoeken.’ Ferme taal voor een bestuurder, al helemaal in de onderwijswereld die als traditioneel te boek staat, maar daar heeft ze zelf niet zo’n boodschap aan. ‘Ik ga uit van mijn eigen kracht en het samen doen, waarbij ik me altijd zo goed mogelijk probeer te verhouden tot mijn omgeving.’ Ze staat er daarbij om bekend alle ‘talen’ binnen de organisatie te spreken: die van kinderen tot de bestuurlijke tafels.

Tekort doen

Vanuit de eigen kracht, mét oog voor de omgeving, is niet alleen hoe Pepping - door haar bijzondere levensloop - zelf heeft leren leven, maar wat zij elk kind gunt tijdens de vorming op school. Mede daardoor heeft ze soms moeite met de discussie over kansenongelijkheid en achterstanden. ‘Vooropgesteld: natuurlijk ís er ongelijkheid. Het staat buiten kijf dat we moeten knokken om alle kinderen kwalitatief steengoed onderwijs te bieden, zodat ze tot optimale ontwikkeling kunnen komen. Dat verdient elk kind. Maar wat ik vaak lastig vind aan de discussie is dat die draait om wat er níet is in plaats van wel. Door te focussen op achterstand en mindere prestaties doen we de kinderen waar het om gaat op een bepaalde manier tekort. We geven, vanuit al dat meten en prestatiegerichte, een negatieve boodschap af aan hen, namelijk dat ze niet aan de norm voldoen. Zo’n geluid kan diep doorklinken in een kind: alsof het in z’n geheel niet voldoet. Terwijl het ondertussen vaak wel heel andere kwaliteiten heeft ontwikkeld als veerkracht, wijsheid, creativiteit, zelfstandigheid of authenciteit. Allemaal van onschatbare waarde in het leven van nu!’

Wendbaar

Waar Pepping dan ook voor pleit is dat kinderen op school hun talenten en kwaliteiten leren ontdekken en ontwikkelen. ‘En dat ze zich leren verhouden tot elkaar en kunnen omgaan met diversiteit. Ofwel: uit ieder kind halen wat er in zit. Dit betekent dat de school moet compenseren wat een kind thuis niet krijgt en uitbouwen waar het goed in is. Dat vraagt per definitie een ongelijke aanpak en het lef om aandacht ongelijk te verdelen. Dan pas creëren we gelijke kansen.’ Onderwijs is namelijk meer dan de basisvaardigheden op orde brengen, zegt ze. ‘Leer kinderen omgaan met hun eigen krachten en zwaktes, en daarmee ook met die van anderen. Daarmee breng je ze volgens mij dé kunst van het leven bij.’