’Zet de beste scholen in de zwakste wijken’

Ongelijk investeren voor gelijke onderwijskansen

Kansengelijkheid in het onderwijs moet worden nagestreefd door ongelijk te investeren: achterstandsscholen krijgen meer faciliteiten dan scholen waar het toch al goed gaat. Daarbij moeten de sterkste scholen in de zwakste wijken worden gerealiseerd. Dit bepleit onderwijssocioloog Iliass el Hadioui (1983), docent aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en lid van de Onderwijsraad.

De eerste lockdown maakte de verschillen tussen leerlingen pijnlijk zichtbaar, constateert El Hadioui. Nu de achterstanden van kwetsbare leerlingen zijn toegenomen, is de structurele kansenongelijkheid volgens hem groter dan normaal. ‘De groep die het goed doet blijft zich doorontwikkelen omdat zij goed thuisonderwijs krijgen, in tegenstelling tot de kwetsbare leerlingen. Dat uit zich in de toetsen die leerlingen moeten maken, waarop de kwetsbare kinderen slecht voorbereid zijn. Leerlingen met wie het al goed ging, doen het dus steeds beter, leerlingen met wie het slecht gaat, zakken steeds dieper weg.’

Mattheüseffect

Het ‘mattheüseffect’ noemen onderwijssociologen dit verschijnsel, een vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen, gebaseerd op een vers in de Parabel van de Talenten in het evangelie volgens Mattheüs. El Hadioui vreest dat dit kan leiden tor frustratie, ontevredenheid en criminaliteit. Beleidsmakers in veel steden zijn zich volgens hem te weinig bewust van dit effect, en gaan er ten onrechte vanuit dat alle scholen in hun stad van hetzelfde niveau zijn. En dat terwijl volgens onderzoeksrapporten van McKinsey en de Onderwijsinspectie, de kwaliteitsverschillen tussen scholen in Nederland vergeleken bij andere landen, alarmerend groot zijn. Samen met Scandinavische landen nam ons land in internationale onderzoeken jarenlang een toppositie in, nu nemen de kwaliteitsverschillen zorgwekkende vormen aan, waarschuwt El Hadioui. In verschillende interviews wijst hij erop dat het voor de toekomst van kinderen een groot verschil maakt naar welke school zij gaan.

Steeds dieper

De verschillen tussen scholen schrijft El Hadioui grotendeels toe aan de sociaal-economische kloof, die steeds dieper wordt. ‘Ouders met een hoger opleidingsniveau beschikken vaak over meer sociaal, cultureel en economisch kapitaal dan laag opgeleide ouders. Bij veel hoogopgeleide ouders speelt geld geen rol. Zij kunnen hun kinderen naar scholen sturen die over middelen beschikken om de beste methodes aan te bieden, terwijl laagopgeleide ouders gemiddeld vaker een school in de buurt kiezen.’ Hij pleit ervoor deze kansenongelijkheid te bestrijden door ongelijk te investeren. Een idee dat Amsterdam en Rotterdam inmiddels omarmen, door scholen in kansarme buurten te laten samenwerken op het gebied van achterstandbestrijding, zoals in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). ‘Jammer dat de meeste Nederlandse gemeenten nog steeds het juridische gelijkheidsprincipe handhaven, waarbij elke school hetzelfde krijgt, terwijl het wel degelijk uitmaakt naar welke school kinderen gaan.’

‘Het gaat niet om geld, maar om maatregelen die leraren en schoolleiders nodig hebben om optimale resultaten te bereiken’

Iliass El Hadioui

Hecht team vormen

Op scholen waar docenten en schoolleiders zich slecht opgewassen voelen tegen hun taak is een cultuuromslag dringend gewenst, betoogt hij. ‘Het gaat niet zozeer om geld, maar vooral om maatregelen die leerkrachten en schoolleiders nodig hebben om optimale resultaten te bereiken. Helaas zijn niet alle schoolleiders cultuurveranderaars. Terwijl we toch af moeten van de cultuur in schoolteams van: zo doen wij het al dertig jaar. Op veel scholen worden achterstandsleerlingen ontzien vanuit de gedachte dat ze het al moeilijk genoeg hebben, maar er moet juist worden gekeken naar wat zij in hun mars hebben’, betoogt El Hadioui. ‘In de wereld binnen school kunnen ze tot ontplooiing komen. Om dat voor elkaar te krijgen, moet er worden ingezet op tijd en ruimte voor die leerlingen en op professionalisering. Grootstedelijke scholen in achterstandswijken hebben vaak te kampen met een lerarentekort. Leraren vertrekken snel, omdat zij zich niet ondersteund voelen. Om dat te voorkomen, moeten leerkrachten en schoolleiders niet individueel opereren, zoals nu te vaak gebeurt, maar een hecht team vormen. Bespreek verwachtingen over kinderen, observeer elkaars lessen, geef elkaar tips, ga in op blinde vlekken en op toetsmethodes. Er zijn leraren die juist graag op achterstandsscholen willen werken. Die collega’s kunnen hierdoor worden gestimuleerd.’

Londense aanpak

Investeren betekent volgens hem ook inspelen op behoeften van leerlingen, die per school kunnen verschillen. Dat kan variëren van extra leesstimulering en een bibliotheek op scholen waarvan het merendeel van de leerlingen thuis nooit leest, tot aandacht voor levensvaardigheden op scholen met leerlingen die thuis of in hun buurt te weinig worden begeleid. ‘Door op deze verschillende wijzen te investeren, krijg je de beste scholen in de zwakste wijken.’

Als voorbeeld van hoe dit kan uitwerken, noemt El Hadioui de aanpak in Londen, waarbij intensief is geïnvesteerd in cultuuromslag bij scholen in achterstandswijken: ‘Londen telt vierhonderd basisscholen, waarvan er tachtig in achterstandswijken zijn gevestigd. Deze scholen zijn versterkt door het plaatsen van schoolleiders met brede kennis en ervaring in achterstandsbestrijding. Het vergt een lange adem, er is tien jaar op die manier gewerkt, maar nu tonen onderzoeken aan dat de onderwijskwaliteit op deze scholen aanzienlijk is verbeterd, wat zich manifesteert in verbeteringen van de schoolprestaties van leerlingen. Hoewel niet alles toepasbaar is in Nederland, moeten wij ook die kant op.’

Iliass El Hadioui: ‘Beleidsmakers gaan er ten onrechte vanuit dat alle scholen in hun stad van hetzelfde niveau zijn’ (foto: Rob Niemantsverdriet)